YOO
Dag 11, het onweer en de brug van...
09u00: Ontbijt, en ’t smaakt, al moeten we wel ff wachten op ons tweede mandje brood.
Na ’t ontbijt is ’t wederom opzadelen, hetgeen er gisteren niet op mocht blijven door ’t weer moet er nu weer op. Aan de bar hoor ik van de uitbaters dat ’t onweer van gisteren de moeite was, uitzonderlijk lang voor de regio, in Andorra stad stond ’t water in sommige straten zo’n 25cm hoog, en was de avondspits een ware ramp. Gelukkig ben ik via de Col d’Ordino terguggekeerd, en niet de stad zoals ik innitieel van plan was.
Ik stap nog ff de winkel rechtover het hotel binnen, ze doen solden en koop me enkele T-shirts van The North Face, altijd kwaliteit en prettig om dragen.
10u00: We vertrekken, ’t is warm maar dof, en hangt regen in de lucht alhoewel het hier matig tot licht bewolkt is. Hop, naar de top v.d Port d’Envallira, met z’n 2408m de hoogste pasweg in de Pyreneën.
En wat zie je dan, eens je op de top staat? Benzinepompen! Yep, een stuk of vier, en dit dus op de hoogste baan in dit bergmassief. Een beetje misplaatst als je ’t mij vraagt, maar ja, ’t is niet anders.
Steph schiet nog enkele foto’s van ons bij ’t verlaten v.d Envalira.
Ietsje verder ligt Pas de la Casa, het eerste stadje dat je tegenkomt als je van Frankrijk Andorra binnenrijdt. Daar stoppen we ff. Ik wil nl. een USB-stick kopen om direct na de reis de foto’s van m’n trawanten mee te nemen, en ik weet dat electronica in Andorra een stuk goedkoper is. Ook gaan we op zoek naar een landensticker van Andorra. Ik wil een souvenier van hier hebben.
M’n stick vind ik al gauw, maar de landenstickers worden moeilijker om vinden. Bij navraag aan de uitbaters van enkele winkels blijkt dat zo’n landensticker verplicht op de auto hangt, maar dit altijd bij de garage gebeurt. Ik geef m’n zoektocht op, ga terug naar Steph en Peter, en zie dat Peter toch iets gevonden heeft. Yes, ik vind uiteindelijk een ovale sticker met de kleuren v.d nationale vlag, we kunnen eindelijk Andorra met een goed gemoed verlaten
In de verte zien we heel donkere wolken de vallei intrekken, ’t zal niet lang meer duren.
We rijden tot aan de grens, daar moeten we aanschuiven in de file. Ik stel voor om de file voorbij te gaan, en net voor de douanepost ons ff opzij te zetten, en de regenkledij boven te halen. Op ’t moment dat ik dit uitleg begint ’t al te drupellen, geen tijd om te verliezen dus.
Enkele minuten later zijn we klaar om al wat de natuur te bieden heeft te overwinnen, laat maar komen dat regenbuitje...
Tja, als je dat denkt, dan doet de natuur z’n best om je ongelijk te bewijzen, ’t gevolg is een serieuze regenbui, eentje dat niet zomaar zal ophouden
In Ax-les-Thermes nemen we de D613, om na enkele bochten rechts de D25 op te draaien, de weg naar de Port de Pailhères. Een smalle, technische bergpas die tot 2001 hoog gaat. En zulks in dit weer, zal nog leuk wezen.
Rond Ax, en zolang we niet echt de hoogte ingaan valt ’t nog mee, ’t druppelt wel, maar da’s geen probleem, erger wordt ’t als de baan omhoog begint te kronkelen. Daar gaan de hemelsluizen hélemaal open, wordt ’t zicht soms serieus beperkt en last but not least, horen we de donderslagen links en rechts van ons weerklinken. Donder betekent dus ook bliksem, die zien we niet door de wolken, maar is er dus wel.
En wij zijn hier, zittend op een hoop metaal, naar de top van een bergpas aan ’t rijden, en ’t is wel degelijk een top.
Het enige wat we op de top zien is een kleine schuilhut, in steen. Net als we die hut willen binnengaan, komen er drie gekken toe. Of hoe noemt ge anders een fietser die dit weer gaat trotseren, die zijn nog dwazer dan ons!
En van ons vind ik ’t al dwaas om in dit weer hier te vertoeven.
Na enkele minuten stopt ’t ff met regenen, ’t begint nl. te hagelen
Man, man, wat een weer, zelden meegemaakt zoiets, ooit is op de Jullierpas in een wolkbreuk gezeten, maar dit is minstens even erg.
In de verte zien we wel een opklaring ofzo, nog waat minuten later is ’t ergste voorbij.
We zien zelfs de weg lopen, da’s al een grote verbetering tov. Daarnet, dan was ’t zonder overdrijven puur op gps rijden, spooky shit dude!
Anyway, we gaan dan maar verder, Port de Pailhères, de moeite waard, al was ’t vooral door de meteorologische condities.
Nu is ’t naar Carcassonne, via de Gorges de St-Georges. Een mooie kloof waar we toch wel een dikke 20min doorrijden, spijtig genoeg blijft ’t regenen, en is de weg bezaaid met spekgladde repen en stukken, soms de grootte van een half wegdek, pek. En da’s best gevaarlijk, m’n GSA glijdt enkele malen weg, zowel voor als achter, ondanks dat ik een zo vloeiend mogelijke lijn probeer te rijden. EXP of niet, slippery when wet.
13u30: We stoppen in Quillan, ’t is de eerste maal dat ’t stopt met regenen sinds we aan Port de Pailhères begonnen, nu toch zo’n kleine drie uur geleden. ’t Wordt tijd gedomme. Als we aan de SuperU staan begint Stephen z’n panisch z’n portefeuille te zoeken, hij vindt ‘m niet.
Peter en ik gaan snel ons aankopen doen, in de winkel staat de airco zo hard dat ‘t, in combinatie met onze doorweekte kledij, heel koud aanvoelt. Snel naar buiten dus.
Daar is Stepj nog altijd achter z’n geld etc. aan ’t zoeken, hij zegt dat hij z’n portefeuille kwijt is. Gelukkig zitten niet al z’n papieren erin, maar wel z’n betaalkaarten en geld. En da’s al voldoende reden om f te beginnen panikeren, zo’n 1300km van huis.
Na alles nogmaals doorzocht te hebben, zijnde alle zakken in alle vesten, de topkoffer en tanktas voor de derde keer klinkt ’t besluit hard. Tja, weg, kwijt, noem ’t wat je wil, ’t resultaat is ’t zelfde. Steph zegt dat hij weer naar Andorra gaat, het is daar dat hij, bij ’t betalen van z’n tankbeurt, de laatste keer z’n geld, of kaarten gebruikt. Damn, da’s zo’n dikke 170km terugrijden.
Net op dat moment zie ik iets leuk, nl. een portefeuille, nat en geklemd tussen de rechter zijkoffer en de roltas achterop. Ik haal ‘m tevoorschijn, en Steph kan terug lachen. Wat zeg ik, hij begint bijna te huppelen van vreugde.
Nog een geluk dat ’t leder nat is geworden, anders was hij er gewoon vanaf getrild en gegleden, nu is hij zo’n dikke drie uur achterop blijven liggen. Ge ziet, ge moe nie schoon zijn om geluk te hebben hé
Allé, Stephen koopt ‘m ook wat eten, gooit ’t binnen, en we zetten aan, richting de oude stad van Carcassonne. Het regent al niet meer, maar de baan blijft wel nat liggen, de weg is veranderd van een leuke bochtige weg naar een grote National, saai spul dus.
Als we Carcassonne binnenrijden zie ik direct dat we niet langs de meest geschikte weg zijn gegaan, die loopt nl. net buiten ’t centrum, en vandaar heb je een prachtig mooi zicht op de oude stad en z’n omwallingen. Nu zitten we in de moderne stad, in de file, met een damp vochtig pak, in de warmte gaar te koken. Niet goed voor m’n humeur, ik ben vandaag sowieso al een beetje uit m’n normale doen, dit erbij doet dan ook geen goed.
Als we dan op de grote baan richting kust zijn, maar niet de juiste weg naar de ingang v.d oude stad vinden heb ik er ff genoeg van. Ik stop aan de kant v.d weg, en loop nog een minuut ofzo te ijsberen en te vloeken. Het weer, de hoge vochtigheid in combinatie met de warmte, het feit dat ik de ingang v.d Cité niet vind, en dat ik zo’n hoge verwachtingen had van het zicht op de Cité vanop die ringweg rond de nieuwe stad, en ik absoluut een foto met m’n GSA wou vanop die locatie, al die dingen samen doen me ff ontploffen
Shulty ken ’t me nu al enkele jaren, weet dat hij me gewoon ff met rust moet laten, en na nog wat minuten lopen en zitten foeteren komt hij me kalmeren. Thanks mate!
Soit, nog wat later spreken we af om ’t nog één keer te proberen, we rijden terug de Avenue du Général Leclerc op, en deze keer zie ik direct de juiste weg. We rijden tot aan de ingang van de Cité waar Stephen op verkenning gaat.
Peter en ik hebben het hier al gezien, binnen de omwaling is ’t gewoon een allegaartje van toeristenwinkeltjes en kleine restaurants.
Mooi, dat wel, maar ik vind de buitenkant, althans het totale plaatje, tien keer impossanter.
In de Frans-Italiaanse grensregio vindt je soms nog mooie, oude steden, zoals de oude stad van Briançon, maar de dat zijn bijna allen fortificaties van de hand van Vauban, een militair ingenieur uit de 19e eeuw. Maar wat je hier ziet is zoveel ouder, athans, op ’t eerste gezicht, blijkt dat de oude stad in 1853 grondig gerenoveerd werdt, en zelfs bijna met de grond gelijk werdt gemaakt door z’n bouwvallige staat waarin het vertoefde voor de bijna 40jaar durende renovatie begon.
Een markant detail zijn de daken, Eugène Viollet-le-Duc, de architect die de renovatiewerken overzag was een noorderling en heeft het boeltje een eigen “touch” gegeven, de puntige daken uit leien zijn compleet van zijn hand, waar het voor de regio normaal gezien minder steile daken zijn bestaande uit tegels.
Soit, een leuk weetje dus...
15u30: Nu, na een kwartierke heeft Steph ’t wel gezien, en maken we ons klaar om verder te rijden. We moeten vanavond nog tot Millau geraken, om een ander wonderlijk bouwwerk te aanschouwen, zij ’t iets moderner dan hier.
En da’s nog een fameus stuk rijden, Shulty heeft absoluut geen zin in de dik 200km autosnelweg als we over Beziers rijden, en stelt voor om binnendoor te gaan. Hij heeft de route gisteren nacht gemaakt, ’t zit dus wel goed in mekaar, maar toch, dik 170km binnendoor, we zijn er nog niet direct. We kiezen toch maar voor de route binnendoor, laten we zeggen dat ’t een uitgelezen kans is om de regio tussen de Pyreneën en de Tarn is te ontdekken.
Al snel gaat de route over een heuvelachtig parcours, lange tijd blijft de oude stad achter ons mooi wezen, maar uiteindelijk verdwijnt ze uit ’t zicht, ’t gaat hier redelijk op en neer.
We moeten een tussengebergte, de “Montagnes Noire” over, maar eerst stoppen we om te eten. Tijdens ons laat middagmaal blijken we niet alleen te zijn, niet alleen is de tafel vergeven van groene bladluisjes, maar een reuzegrote kever doet z’n intrede.
Wat later passeert er ons een uitzonderlijk transport, hetzelfde dewelke we een half uurtje eerder waren gepasseerd dmv. een alternatieve route te nemen. Echt passeren was er niet bij, de zwaantjes zouden ’t waarschijnlijk niet geaprecieerd hebben.
Het zijn dus wieken van een windturbine, serieuze lange me dunkt, zo’n dikke 25m minimum per wiek.
Damn, daar gaan we straks weer achter zitten, als we wat later de achterliggende file bereiken hebben we geluk, de vrachwagens slaan een weg in, en ’t gewone verkeer kan weer z’n ding doen. Verder door de beboste regio dat ’t hier is, over iets wat op een “col” lijkt, maar nergens melding van gemaakt wordt, wederom de regen in, da’s wel minder, maar wat verder doen we toch een stopje. Van hier heb je nl. een mooi zicht op ’t stadje Mazamet.
Ook zie je duidelijk waarom men deze bergrug de Montagnes Noire noemt, de bomen geven ’t een onheilspellend donkere tint aan.
Soit, terug verder rijden. Van hieruit gaat ’t door ’t stadje, en dan weer omhoog, terug door de bossen, met soms zelfs héél smalle en donkere baantjes tot gevolg, wel geestig rijden.
Weeral wat verder draait ’t weer helemaal om, ten goede welteverstaan. ’t Wordt nog een stralende zomerdag, en we zitten op ’t hoogplatteau waar diverse rivieren zich een weg doorheen hebben geslepen, oa. de Tarn, de Ardeche, de Rance en de Dourdou.
Het landschap wordt hoofdzakelijk bepaald door de landbouw, overal zie je ronde hooibalen, of koeieweiden, of nog ander gewas, weetikveelwelk.
Op den duur komen we in de buurt van Millau, ik verwacht om de brug ieder moment voor ons op te zien doemen, maar ’t duurt nog een tijdje. Plots is ’t dan toch zover, we zitten op de D992, en die loopt mooi onder de brug door.
19u00: We stoppen bij ’t pointe de vue, waar ook één of ander te zien valt, maar we zijn net te laat, ’t bezoekerscentrum sluit om zeven ’s avonds.
Dan maar zo van ’t uitzicht genieten, en geloof me, ’t is best indrukwekkend.
Ik poseer ff, en laat de fotograaf in Stephen bovenkomen, hij zegt me wat te doen, en als ik goed luister doet hij de camera klikken. Zo voelt ’t dus om model te spelen
We gaan weer verder, Stephen zegt dat hij een weg weet naar een subliem uitkijkpunt, we volgen ‘m dan ook als hij een zijstraat indraait, ook als die zijstraat verandert in een smal asfaltbaantje, zelfs nog verder wanneer het asfalt al snel overgaat in ruwe steenslag, maar wanneer het baatje amper nog een dikke meter breed blijkt, dan denk ik toch dat Stephen verkeerd is. Anderzijds hebben we wel een mooi zicht op de brug.
Peter gaat nog wat verder verkennen, maar na enkele minuten keert ook hij terug, ’t wordt nog smaller dus da’s een duidelijke “no go”.
Na enkele minuten van ’t zicht genieten gaan we verder, ’t wordt al laat en we hebben nog geen hotel. Peter neemt ’t adres van de locale Campanille in z’n gps, maar da’s volledig aan de andere kant v.d stad. Met nog een locale omleiding, die ons door een oud gedeelte van een wijk, met straatjes van amper een auto breed, duurt ’t bijna een half uur eer we er zijn.
Wanneer ik naar de prijzen van ’t hotel ga kijken ben ik rap terug, bijna 100€ voor een overnachting, no way in hell
Gelukkig is er aan de overkant een bowlingzaal, met achterliggend hotel. De prijzen zijn acceptabel, zo’n 42€ per kamer, met douche, wc en airco. Doen dus, en we kunnen straks hier ook eten, eens zo makkelijk.
We krijgen naast elkaar liggende kamers, aan de achterkant, veilig voor de motoren te stallen.
Eens we zowat gesetteld zijn is ’t tijd voor nog een fotooke, heb ik tenminste m’n camerastatief niet voor niets al dik 4000km zitten meezeulen.
Rond negenen gaan we eten, ’t blijkt in de bowlinghall dansavond voor de tussenleeftijd te zijn, nog geen senioren dus, maar zeker geen jeugd, mensen van rond de veertig tot vijftig ofzo. Veel accordeonmuziek, niet m’n stijl, van m’n maten ook niet, gelukkig is ’t nog heel warm en kunnen we buiten op ’t terras van ons avondmaal genieten.
’t Smaakt, en we blijven nog een tijdje van de warme zomeravond genieten op ’t terras, het dansende volk van binnen komt en gaat, meestal op een normale manier, heel soms met wat waggelen en veel koppeling verslijten als de auto wegrijdt.
’t Is laat als we gaan slapen, een stresserende dag voor mij, met een kort maar hevig kookpunt tot gevolg, veel mooie en spannende dingen gezien, ’t was weer de moeite, morgen een nieuwe dag, tot dan...
Grtz, Philip!